Skip to main content

Statuten


ARTIKEL 1. NAAM EN ZETEL

  1. De coöperatie draagt de naam: Coöperatie SonEnergie U.A. en is gevestigd in de gemeente Son en Breugel.


ARTIKEL 2. DOEL

  1. De coöperatie heeft ten doel:
    1. het voorzien in de stoffelijke belangen van haar leden krachtens overeenkomsten met hen gesloten in het bedrijf dat zij te dien einde te hunnen behoeve uitoefent of doet uitoefenen op het gebied van duurzame energie van en voor Son en Breugel en omstreken;
    2. het bevorderen van productie en gebruik van duurzame energie en het streven naar energiereductie door de leden;
    3. produceren en doen produceren van duurzame energie, direct of indirect ten behoeve van de leden, alles in de ruimste zin;
    4. het verlagen van de energiekosten voor leden
  2. Zij tracht dit doel ondermeer te bereiken door:
    1. het geven van voorlichting over de opwekking en het gebruik van energie uit duurzame bronnen, alsmede op het gebied van energie-reductie;
    2. het uitoefenen van een bedrijf ten behoeve van de leden;
    3. de verwerving, oprichting en exploitatie van een of meer duurzame energie installaties;
    4. het oprichten van, het deelnemen in of het samenwerken met organisaties met een aan het doel van de coöperatie verwante doelstelling of een doel van het daaraan bevorderlijk kan zijn;
    5. in het kader van haar onderneming overeenkomsten met haar leden te sluiten, de coöperatie is ook bevoegd overeenkomsten met derden te sluiten;
    6. het financieren van toepassingen voor het gebruik van duurzame energiebronnen;
    7. alle overige wettige middelen.
  3. De coöperatie kan overeenkomsten als die welke zij met haar leden sluit, ook met anderen aangaan. Indien de coöperatie de in de vorige zin bedoelde bevoegdheid uitoefent, mag zij dat niet in een zodanige mate doen, dat de overeenkomsten met de leden slechts van ondergeschikte betekenis zijn.


ARTIKEL 3. LEDEN/AANSPRAKELIJKHEID

  1. Leden van de coöperatie kunnen slechts zijn (meerderjarige) natuurlijke personen en rechtspersonen. In gevallen te bepalen door de algemene ledenvergadering kunnen ook anderen als lid van de coöperatie worden toegelaten.
  2. Indien sprake is van een al dan niet rechtspersoonlijkheid bezittend samenwerkingsverband, zal het samenwerkingsverband als zodanig als lid worden aangemerkt. Het samenwerkingsverband dient schriftelijk aan het bestuur mee te delen welke natuurlijke persoon als haar gevolmachtigde het samenwerkingsverband als lid zal vertegenwoordigen. Zodanige gevolmachtigde zal voor het samenwerkingsverband alle aan het lidmaatschap verbonden rechten uitoefenen en zal het samenwerkingsverband kunnen verbinden tot al hetgeen het lidmaatschap van de coöperatie voor hem/haar meebrengt.
    Het samenwerkingsverband kan te allen tijde vorenbedoelde volmacht intrekken, welke intrekking jegens de coöperatie eerst effect heeft nadat deze schriftelijk aan het bestuur is meegedeeld. Indien en zolang te eniger tijd een samenwerkingsverband geen schriftelijke opgave van vorenbedoelde gevolmachtigde heeft gedaan, kunnen de aan het lidmaatschap verbonden rechten niet worden uitgeoefend.
  3. Het bestuur houdt een register waarin tenminste de namen en adressen van alle leden en gevolmachtigden als bedoeld in lid 2 zijn opgenomen. Ieder lid is gehouden adresmutaties schriftelijk aan het bestuur mede te delen.
  4. De leden zijn niet aansprakelijk voor de schulden van de coöperatie, noch tijdens hun lidmaatschap noch later, noch voor een tekort ingeval van een ontbinding of gerechtelijk vereffening.


ARTIKEL 4. TOELATING

  1. Het bestuur beslist omtrent de toelating van leden.
  2. Bij niet toelating tot lid kan de algemene ledenvergadering alsnog tot toelating besluiten.


ARTIKEL 5. EINDE VAN HET LIDMAATSCHAP

  1. Het lidmaatschap eindigt:
    1. door de dood van het lid danwel door ontbinding van de rechtspersoon of van een samenwerkingsverband;
    2. door opzegging door het lid;
    3. door opzegging door de coöperatie;
    4. door ontzetting.
  2. Opzegging van het lidmaatschap door het lid kan slechtst geschieden tegen het einde van het boekjaar en met inachtneming van een opzeggingstermijn van ten minste één maand. Echter kan het lidmaatschap onmiddellijk worden beëindigd indien van het lid redelijkerwijs niet gevergd kan worden het lidmaatschap te laten voortduren. Een lid kan voorts zijn lidmaatschap met onmiddellijke ingang opzeggen binnen een maand nadat hem een besluit waarbij zijn rechten zijn beperkt of zijn verplichtingen zijn verzwaard, is bekend geworden of medegedeeld. Het besluit is alsdan niet op hem van toepassing. Het in de voorlaatste zin bepaalde is evenwel niet van toepassing voor het geval van wijziging van de verplichtingen, als bedoeld in artikel 8, en voorts in het algemeen voor het geval van wijziging van geldelijke rechten en verplichtingen.
  3. Een opzegging in strijd met het bepaalde in het vorige lid doet het lidmaatschap eindigen op het vroegst toegelaten tijdstip volgende op de datum waartegen was opgezegd.
  4. Opzegging door de coöperatie geschiedt door het bestuur en kan slechts plaatsvinden:
    1. wanneer een lid één of meer van zijn verplichtingen jegens de coöperatie niet nakomt;
    2. wanneer redelijkerwijs van de coöperatie niet gevergd kan worden het lidmaatschap te laten voortduren.
  5. Ontzetting uit het lidmaatschap geschiedt door het bestuur en kan alleen worden uitgesproken wanneer een lid in strijd met de statuten, reglementen of besluiten van de coöperatie handelt, of de coöperatie op onredelijke wijze benadeelt.
  6. Van een besluit tot opzegging van het lidmaatschap door de coöperatie op grond dat redelijkerwijs van de coöperatie niet gevergd kan worden om het lidmaatschap te laten voortduren en van een besluit tot ontzetting uit het lidmaatschap staat de betrokkene binnen een maand na de ontvangst van de kennisgeving van het besluit beroep open op de algemene vergadering. Hij wordt daartoe ten spoedigste schriftelijk van het besluit, met opgave van redenen, in kennis gesteld. Gedurende de beroepstermijn en hangende het beroep is het lid geschorst.
  7. Wanneer het lidmaatschap in de loop van een boekjaar eindigt, blijft desniettemin de jaarlijkse bijdrage voor het geheel verschuldigd.


ARTIKEL 6. GELDMIDDELEN. JAARLIJKSE GELDELIJKE BIJDRAGEN. DONATIES. PARTICIPATIES

  1. De geldmiddelen van de coöperatie worden gevormd door:
    1. de jaarlijkse bijdrage (contributie) van de leden, vast te stellen door de algemene ledenvergadering;
    2. uitgifte van participaties;
    3. giften, donaties, erfstellingen en subsidies;
    4. overige verkrijgingen en baten.
  2. Ieder lid kan een nadere bijdrage leveren aan het eigen vermogen van de coöperatie (ledenkapitaal) door middel van het nemen van één of meer participaties, elk met een nominale waarde van een nader door de algemene ledenvergadering te bepalen bedrag. Deelneming middels participaties geschiedt onder gehoudenheid van de verkrijger tot storting van het nominale bedrag ervan in geld te voldoen voor of op het tijdstip van de verkrijging. Het lid dat door middel van participaties deelneemt in het kapitaal wordt in deze statuten ook aangeduid als “kapitaallid”
  3. De participaties luiden op naam. Er worden geen participatiebewijzen uitgegeven. Van het door ieder lid te houden aantal participaties alsmede de daarvoor geldende nominale waarde, wordt melding gemaakt in een daartoe in te richten register.
  4. De participaties zijn vijf jaar (of zoveel later als in het participatiereglement is bepaald) na datum uitgifte inwisselbaar bij de coöperatie.
  5. Tot uitgifte van participaties en omtrent de voorwaarden waaronder de toekenning geschiedt, wordt besloten door het bestuur, welk besluit is onderworpen aan de goedkeuring van de algemene ledenvergadering. Bij afzonderlijk reglement (participatiereglement) vast te stellen door het bestuur, onder goedkeuring van de algemene ledenvergadering, wordt geregeld al hetgeen naar het oordeel van het bestuur met betrekking tot de participaties regeling behoeft.
  6. Indien een lid participaties wenst te verkrijgen richt hij een daartoe strekkend verzoek tot het bestuur op een door het participatiereglement vast te stellen wijze. De aanvrager vermeldt het aantal participaties dat hij wil verkrijgen. Het bestuur beslist over de aanvraag, die kan worden geweigerd indien het de toewijzing van de participaties niet in het belang van de coöperatie acht.
  7. Participaties zijn persoonlijk, niet overdraagbaar en niet voor overgang vatbaar. Op de participaties kunnen derhalve geen beperkte rechten worden gevestigd.
  8. Door beëindiging van het lidmaatschap van een lid vervallen de door dat lid gehouden participatie(s) terug aan de coöperatie onder de verplichting voor de coöperatie om het daarmee corresponderende saldo van de kapitaalrekening te vergoeden aan het lid respectievelijk diens rechtsopvolger(s) een en ander op de wijze als nader uit te werken in het participatiereglement.


ARTIKEL 7. KAPITAALSTORTING

  1. Een kapitaallid wordt voor zijn kapitaalstorting gecrediteerd op de daartoe in de administratie van de coöperatie voor elk kapitaallid aangehouden kapitaalrekening.
  2. Indien door exploitatieverlies de waarde van de kapitaalstorting door een kapitaallid lager wordt, zal, indien er in volgende jaren sprake is van exploitatiewinst, deze winst allereerst toekomen aan de kapitaalleden wiens kapitaalstorting in waarde was verminderd tot het bedrag van de door hen initieel gedane storting. De daarna eventueel resterende winst wordt toegevoegd aan de algemene reserve van de coöperatie.
  3. De coöperatie zal aan kapitaalleden een rente vergoeden over het bedrag van de kapitaalstorting gelijk aan de wettelijke rente voor niet-handelstransacties (consumententransacties).
    Uitkering van de rente aan de kapitaalleden zal plaatsvinden door creditering van de kapitaalrekening van de betreffende kapitaallid, tenzij de algemene ledenvergadering bij haar besluit een andere wijze van terugbetaling zal vaststellen.
  4. Het bestuur is na daartoe voorafgaand verkregen goedkeuring van de Algemene Ledenvergadering bevoegd de kapitaalrekeningen van de kapitaalleden al dan niet gedeeltelijk terug te betalen aan de kapitaalleden.
  5. Indien een terugbetaling plaatsvindt zal allereerst voldoening plaatsvinden van overeenkomstig lid 4 sub b van dit artikel gecrediteerde rente, waarbij voldoening zal plaatsvinden op basis van het principe: first in first Out, tenzij de algemene ledenvergadering bij haar besluit een andere wijze van terugbetaling zal vaststellen.
    Indien na toepassing van het vorenstaande ook (gedeeltelijk) aflossing van de initiële kapitaalstortingen plaatsvindt, dan zal zulks eveneens plaatsvinden op basis van één van de principes als hiervoor omschreven. De keuze voor het te hanteren principe ligt bij het bestuur doch behoeft de voorafgaande schriftelijke goedkeuring van de Algemene Ledenvergadering.
  6. De coöperatie is uitdrukkelijk bevoegd een terugbetaling van de kapitaalrekening of de rente te verrekenen met eventuele vorderingen van de coöperatie op het desbetreffende lid.


ARTIKEL 8. HET BEDINGEN VAN RECHTEN TEN GUNSTE VAN LEDEN EN VERPLICHTINGEN TEN LASTE VAN LEDEN

  1. De coöperatie kan ten behoeve van de leden rechten bedingen of na voorafgaande goedkeuring van de Algemene Ledenvergadering verplichtingen aangaan. Ook kan de coöperatie nakoming van bedongen rechten jegens en betaling van schadevergoeding van een lid vorderen, tenzij dit lid zich daartegen verzet.
  2. Het bestuur is bevoegd te besluiten tot het wijzigen van de met de leden in de uitoefening van haar bedrijf aangegane overeenkomsten, mits de coöperatie zich deze bevoegdheid in de overeenkomsten op duidelijk wijze schriftelijk heeft voorbehouden.


ARTIKEL 9. BESTUUR

  1. De coöperatie wordt bestuurd door een dagelijks bestuur, bestaande uit een oneven aantal van tenminste drie (3) bestuurders, waartoe de voorzitter, secretaris en penningmeester behoren. De functies van secretaris en penningmeester kunnen verenigd zijn in één persoon. Het aantal bestuurders wordt door de algemene ledenvergadering met inachtneming van het in de vorige zin bepaalde, vastgesteld op ten hoogste zeven (7) bestuurders.
  2. De bestuurders worden door de algemene ledenvergadering uit de leden benoemd. De benoeming van bestuurders geschiedt uit één of meer bindende voordrachten, behoudens het bepaalde in lid 3 van dit artikel. Tot het opmaken van zulk een voordracht is het bestuur bevoegd. De voordracht van het bestuur wordt bij de oproeping voor de vergadering meegedeeld.
  3. Aan elke voordracht kan het bindend karakter worden ontnomen door een met een gewone meerderheid van de uitgebrachte stemmen genomen besluit van de algemene ledenvergadering, genomen in een vergadering waarin ten minste de helft van het aantal stemmen dat door de stemgerechtigden gezamenlijk kan worden uitgebracht vertegenwoordigd is.
  4. Is geen voordracht opgemaakt, of besluit de algemene ledenvergadering overeenkomstig het voorgaande lid aan de opgemaakte voordracht het bindend karakter te ontnemen, dan is de algemene ledenvergadering vrij in de benoeming.
  5. Indien er meer dan één bindende voordracht is, geschiedt de benoeming uit die voordrachten.


ARTIKEL 10. EINDE BESTUURSLIDMAATSCHAP-SCHORSING

  1. Een bestuurder kan te allen tijde door de algemene ledenvergadering worden ontslagen of geschorst. Een schorsing die niet binnen drie maanden gevolgd wordt door een besluit tot ontslag, eindigt door het verloop van die termijn.
  2. Elk bestuurslid treedt uiterlijk drie jaar na zijn benoeming af, volgens een door het bestuur op te maken rooster van aftreden. Daarbij moet worden voorkomen dat het periodiek aftreden een evenwichtig functioneren van het bestuur in gevaar brengt, om welke reden het bestuur, na daartoe verkregen toestemming van de algemene ledenvergadering, van geval tot geval de zittingsduur van een bestuurder mag verlengen met ten hoogste een jaar. De aftredende bestuurder is maximaal tweemaal herbenoembaar. Degene die in een tussentijdse vacature wordt benoemd, neemt op het rooster van aftreden de plaats van zijn voorganger in.
  3. Het bestuurslidmaatschap eindigt voorts:
    1. door het eindigen van het lidmaatschap van de coöperatie;
    2. door bedanken;
    3. door overlijden.


ARTIKEL 11. BESTUURSFUNCTIES – BESLUI1VORMING VAN HET BESTUUR

  1. De algemene ledenvergadering wijst een van de bestuurders aan tot voorzitter. Het bestuur wijst uit zijn midden een secretaris en een penningmeester aan. De voorzitter, de secretaris en de penningmeester vormen tezamen het dagelijks bestuur. Een bestuurslid kan maximaal twee functies binnen het bestuur bekleden. De functie van voorzitter is binnen het bestuur met geen andere functie verenigbaar.
  2. Van het verhandelde in elke vergadering wordt door de secretaris notulen opgemaakt, die door de voorzitter en de secretaris worden vastgesteld en ondertekend. Iedere bestuurder heeft recht op het uitbrengen van één stem in een vergadering van het bestuur. Voor zover deze statuten of de wet niet anders bepalen, worden alle besluiten van het bestuur genomen met volstrekte meerderheid. Het oordeel van de voorzitter omtrent de uitslag van een stemming is beslissend. Hetzelfde geldt voor de inhoud van een genomen besluit, voor zover werd gestemd over een niet schriftelijk vastgelegd voorstel.
  3. Het bestuur kan ook buiten vergadering besluiten nemen, mits alle bestuursleden in de gelegenheid zijn gesteld schriftelijk, waaronder begrepen per telefax of per e-mail, hun mening te uiten. Van een aldus genomen besluit wordt onder bijvoeging van de ingekomen antwoorden door de secretaris een relaas opgemaakt, dat na medeondertekening door de voorzitter bij de notulen wordt gevoegd.
  4. Bij reglement kunnen nadere regelingen aangaande de vergaderingen van en de besluitvorming door het bestuur worden gegeven.
  5. Een bestuurslid kan zich in de bestuursvergaderingen laten vertegenwoordigen door een daartoe schriftelijk gevolmachtigd medebestuurslid. Een bestuurslid kan daarbij slechts voor één mede bestuurslid als gevolmachtigde optreden.
  6. Het bestuur is, mits met goedkeuring van de algemene ledenvergadering, bevoegd tot het sluiten van overeenkomsten tot het kopen, vervreemden of bezwaren van registergoederen, het sluiten van overeenkomsten waarbij de coöperatie zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt, zich voor een derde sterk maakt of zich tot zekerheidsstelling voor een schuld van een derde verbindt, Op het ontbreken van deze goedkeuring kan door en tegen derden beroep worden gedaan.
  7. Het bestuur behoeft eveneens goedkeuring van de algemene ledenvergadering voor besluiten tot het uitbrengen van een stem op aandelen of certificaten daarvan van de door de coöperatie gehouden deelnemingen en ondernemingen, het medewerken aan het uitgeven van certificaten en het nemen van alle daarop betrekking hebbende besluiten.
  8. De algemene ledenvergadering is bevoegd ook andere besluiten dan die in dit artikel zijn vermeld aan haar goedkeuring te onderwerpen. Die andere besluiten dienen duidelijk omschreven te worden en schriftelijk aan het bestuur te worden medegedeeld.
  9. De leden van het bestuur hebben slechts recht op vergoeding van de door hen in de uitoefening van hun functie gemaakte kosten. De algemene ledenvergadering kan hiertoe jaarlijks een vaste onkostenvergoeding vaststellen.


ARTIKEL 12. BESTUURSTAAK – COMMISSIES

  1. Behoudens de beperkingen volgens de statuten is het bestuur belast met het besturen van de coöperatie.
  2. Elke bestuurder is tegenover de coöperatie gehouden tot een behoorlijke vervulling van de hem opgedragen taak. Indien het een aangelegenheid betreft die tot de werkkring van twee of meer bestuurders behoort, is ieder van hen voor het geheel aansprakelijk terzake van een tekortkoming, tenzij deze niet aan hem is te wijten en hij niet nalatig is geweest in het treffen van maatregelen om de gevolgen daarvan af te wenden.
  3. Indien het aantal bestuursleden beneden een voorgeschreven minimum is gedaald, blijft het bestuur bevoegd. Het is echter verplicht zo spoedig mogelijk die maatregelen te treffen die er toe leiden dat in de open plaats of de open plaatsen wordt voorzien.
  4. Het bestuur is bevoegd onder zijn verantwoordelijkheid bepaalde onderdelen van zijn taak te doen uitvoeren door commissies die door het bestuur worden ingesteld en opgeheven. Het bestuur benoemt en ontslaat de leden van die commissies en bepaalt ook de taak en de werkwijze.


ARTIKEL 13. VERTEGENWOORDIGING

  1. De coöperatie wordt vertegenwoordigd door het bestuur. De bevoegdheid tot vertegenwoordiging komt mede toe aan de voorzitter tezamen met de secretaris of de penningmeester, dan wel de secretaris tezamen met de penningmeester.
  2. Heeft de coöperatie een tegenstrijdig belang met een bestuurder, anders dan bedoeld in artikel 15 lid 4 Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, dan kan de coöperatie niettemin worden vertegenwoordigd overeenkomstig het bepaalde in lid 1 van dit artikel tenzij de algemene ledenvergadering een of meer personen heeft aangewezen om de coöperatie in het desbetreffende geval of in desbetreffende gevallen te vertegenwoordigen.
  3. Het bestuur kan procuratiehouders met algemene of beperkte vertegenwoordigingsbevoegdheid aanstellen. Ieder van hen vertegenwoordigt de coöperatie met inachtneming van de begrenzing aan zijn bevoegdheid gesteld. Hun titulatuur wordt door het bestuur bepaald.


ARTIKEL 14. COÖPERATIERAAD

  1. Het toezicht op het beleid en de handelingen van het bestuur en op de algemene gang van zaken in de coöperatie en de met haar verbonden onderneming wordt uitgeoefend door de coöperatieraad, bestaande uit een door de algemene ledenvergadering vast te stellen aantal leden. De leden van de coöperatieraad staan het bestuur met raad terzijde en verlenen het bestuur gevraagd en ongevraagd advies. Bij de vervulling van hun taak richten de leden van de raad zich naar het belang van de coöperatie en de met haar verbonden onderneming. Het bestuur verschaft de raad tijdig de voor de uitoefening van diens taak noodzakelijke gegevens. Het lidmaatschap van de raad is onverenigbaar met het lidmaatschap van het bestuur van de coöperatie. Jaarlijks, op de Algemene Ledenvergadering brengt de Coöperatieraad verslag uit aan de Algemene Ledenvergadering van haar bevindingen en besluiten. Tussentijds stelt zij het bestuur voortdurend in kennis van haar bevindingen en besluiten.
  2. De coöperatieraad benoemt uit zijn midden een voorzitter en een secretaris voorzover het aantal raadsleden dat toelaat.
  3. De leden van de coöperatieraad worden door de algemene ledenvergadering benoemd, al dan niet uit de leden. De benoeming van de leden van de coöperatieraad geschiedt uit één of meer bindende voordrachten, behoudens het bepaalde in lid 4 van dit artikel. Tot het opmaken van zulk een voordracht is de coöperatieraad bevoegd. De voordracht van de coöperatieraad wordt bij de oproeping voor de vergadering meegedeeld.
  4. Aan elke voordracht kan het bindend karakter worden ontnomen door een met gewone meerderheid van de uitgebrachte stemmen genomen besluit van de algemene ledenvergadering, genomen in een vergadering waarin ten minste de helft van het aantal stemmen dat door de stemgerechtigden gezamenlijk kan worden uitgebracht, vertegenwoordigd is.
  5. Is geen voordracht opgemaakt, of besluit de algemene ledenvergadering overeenkomstig het voorgaande lid aan de opgemaakte voordracht het bindend karakter te ontnemen, dan is de algemene ledenvergadering vrij in de benoeming.
  6. Indien er meer dan één bindende voordracht is, geschiedt de benoeming uit die voordrachten.


ARTIKEL 15. EINDE LIDMAATSCHAP COÖPERATIERAAD-SCHORSING

  1. Een lid van de coöperatieraad kan te allen tijde door de algemene ledenvergadering worden ontslagen of geschorst. Een schorsing die niet binnen drie maanden gevolgd wordt door een besluit tot ontslag, eindigt door het verloop van die termijn.
  2. Elk lid van de coöperatieraad treedt uiterlijk drie jaar na zijn benoeming af, volgens een door de raad op te maken rooster van aftreden. Een periodiek aftredend lid van de raad is terstond herbenoembaar voor maximaal twee termijnen van drie jaar. Degene die in een tussentijdse vacature wordt benoemd, neemt op het rooster van aftreden de plaats van zijn voorganger in.
  3. Het lidmaatschap van de coöperatieraad eindigt voorts door:
    1. overlijden;
    2. bedanken.
  4. Tot lid van de coöperatieraad kunnen niet worden benoemd personen die in dienst zijn van de coöperatie.


ARTIKEL 16. BESLUITVORMING VAN DE RAAD

  1. De coöperatieraad vergadert tenminste tweemaal per jaar en voorts telkens wanneer dit door de voorzitter of twee andere leden van de coöperatieraad wordt verlangd.
  2. De coöperatieraad kan het gehele bestuur, danwel een of meerdere leden van het (dagelijks) bestuur, tot zijn vergaderingen uitnodigen.
  3. De secretaris van de coöperatieraad houdt de notulen van de vergaderingen van de coöperatieraad, tenzij de coöperatieraad iemand anders met het houden van de notulen belast.
  4. De coöperatieraad kan ter vergadering alleen dan geldige besluiten nemen indien de meerderheid zijner in functie zijnde leden ter vergadering aanwezig of vertegenwoordigd is. Een coöperatieraadslid kan zich ter vergadering door een mederaadslid laten vertegenwoordigen op overlegging van een schriftelijke, ter beoordeling van de voorzitter der vergadering voldoende, volmacht. Een coöperatieraadslid kan daarbij slechts voor één medecoöperatieraadslid als gevolmachtigde optreden.
  5. De coöperatieraad kan ook buiten vergadering besluiten nemen, mits alle coöperatieraadsleden in de gelegenheid zijn gesteld, waaronder begrepen per email of telefax, hun mening uiten.
  6. Ieder coöperatieraadslid heeft het recht tot het uitbrengen van één stem. Voor zover deze statuten geen grotere meerderheid voorschrijven worden alle besluiten genomen met volstrekte meerderheid der geldig uitgebrachte stemmen. Het in de vergadering uitgesproken oordeel van de voorzitter omtrent de uitslag van een stemming is beslissend.
  7. Bij reglement kunnen nadere regelingen aangaande de vergaderingen van en de besluitvorming door de coöperatieraad worden gegeven.
  8. De leden van de coöperatieraad genieten geen beloning voor hun werkzaamheden. Zij hebben wel recht op vergoeding van de door hen in de uitoefening van hun functie gemaakte kosten. De algemene ledenvergadering kan hiertoe jaarlijks een vaste onkostenvergoeding vaststellen.


ARTIKEL 17. ALGEMENE LEDENVERGADERINGEN (ALV)

  1. Aan de algemene ledenvergadering komen in de coöperatie alle bevoegdheden toe, die niet door de wet of de statuten aan het bestuur zijn opgedragen.
  2. Jaarlijks, uiterlijk zeven maanden na afloop van het boekjaar, wordt een algemene ledenvergadering -de jaarvergadering- gehouden. In de jaarvergadering komen onder meer aan de orde:
    1. het jaarverslag en de jaarrekening, als bedoeld in artikel 23, met het verslag van de aldaar bedoelde commissie respectievelijk de verklaring van de aldaar bedoelde accountant;
    2. het verslag van de coöperatieraad.
    3. voor zover nodig, de benoeming van de in artikel 23 genoemde commissie voor het volgende boekjaar;
    4. voorziening in eventuele vacatures;
    5. voorstellen aan het bestuur of de leden, aangekondigd bij de oproeping voor de vergadering.
  3. Andere vergaderingen van de algemene ledenvergadering worden gehouden zo dikwijls het bestuur of de coöperatieraad dit wenselijk oordeelt.
  4. Voorts is het bestuur op schriftelijk verzoek van ten minste een zodanig aantal leden als bevoegd is tot het uitbrengen van een/tiende gedeelte der stemmen in de algemene Ledenvergadering verplicht tot het bijeenroepen van de algemene ledenvergadering op een termijn van niet langer dan vier weken. Indien aan het verzoek binnen veertien dagen geen gevolg wordt gegeven, kunnen de verzoekers zelf tot die bijeenroeping overgaan door oproeping overeenkomstig artikel 22 – met uitzondering van het bepaalde in de eerste zin van artikel 22 lid 1 – of bij advertentie in ten minste een ter plaatse waar de coöperatie gevestigd is veel gelezen dag-/weekblad. De verzoekers kunnen alsdan anderen dan bestuursleden belasten met de leiding van de vergadering en het opstellen van de notulen.


ARTIKEL 18. TOEGANG EN STEMRECHT

  1. Toegang tot de algemene ledenvergadering hebben de leden van de coöperatie, bestuursleden en de leden van de coöperatieraad. Geen toegang hebben geschorste leden, geschorste bestuursleden en geschorste leden van de coöperatieraad, met dien verstande, dat een geschorst lid toegang heeft tot de vergadering waarin het besluit tot schorsing wordt behandeld, en bevoegd is daarover het woord te voeren.
  2. Over toelating van andere dan de in lid 1 van dit artikel bedoelde personen beslist de algemene ledenvergadering.
  3. Ieder lid van de coöperatie dat niet geschorst is, heeft recht op het uitbrengen van één stem.
  4. Een lid kan zich ter vergadering, eventueel per uit te brengen stem, doen vertegenwoordigen door een persoon, die daartoe schriftelijk door hem is gemachtigd. Een lid kan daarbij slechts voor maximaal vier andere leden als gevolmachtigde optreden.


ARTIKEL 19. VOORZITTERSCHAP – NOTULEN

  1. De algemene ledenvergaderingen worden geleid door de voorzitter van het bestuur of zijn plaatsvervanger. Ontbreken de voorzitter en zijn plaatsvervanger, dan treedt een van de andere bestuursleden, door het bestuur aan te wijzen, als voorzitter op. Wordt ook op deze wijze niet in het voorzitterschap voorzien, dan voorziet de vergadering daarin zelve.
  2. Van het verhandelde in elke vergadering worden door de secretaris of een ander door de voorzitter daartoe aangewezen persoon notulen gemaakt, die door de voorzitter en de notulist worden vastgesteld en ondertekend. Zij die de vergadering bijeenroepen kunnen een notarieel proces-verbaal van het verhandelde doen opmaken. De inhoud van de notulen of van het proces—verbaal wordt ter kennis van de leden gebracht.


ARTIKEL 20. BESLUITVORMING VAN DE ALGEMENE LEDENVERGADERING

  1. Het in de algemene ledenvergadering uitgesproken oordeel van de voorzitter omtrent de uitslag van een stemming is beslissend. Hetzelfde geldt voor de inhoud van een genomen besluit, voor zover gestemd werd over een niet schriftelijk vastgelegd voorstel.
  2. Wordt echter onmiddellijk na het uitspreken van het in het eerste lid bedoeld oordeel de juistheid daarvan betwist, dan vindt een nieuwe stemming plaats, indien de meerderheid der vergadering of, indien de oorspronkelijke stemming niet hoofdelijk of schriftelijk geschiedde, een stemgerechtigde aanwezige dit verlangt. Door deze nieuwe stemming vervallen de rechtsgevolgen van de oorspronkelijke stemmen.
  3. Voor zover deze statuten of de wet niet anders bepalen, worden alle besluiten van de algemene ledenvergadering genomen met gewone meerderheid van de uitgebrachte stem men.
  4. Blanco stemmen worden beschouwd als niet te zijn uitgebracht.
  5. Indien bij een verkiezing van personen niemand de volstrekte meerderheid heeft verkregen, heeft een tweede stemming, of ingeval van een bindende voordracht, een tweede stemming tussen de voorgedragen kandidaten, plaats. Heeft alsdan wederom niemand de volstrekte meerderheid verkregen, dan vinden herstemmingen plaats, totdat hetzij één persoon de volstrekte meerderheid heeft verkregen, hetzij tussen twee personen is gestemd en de stemmen staken. Bij gemelde herstemmingen (waaronder niet is begrepen de tweede stemming) wordt telkens gestemd tussen de personen, op wie bij de voorafgaande stemming is gestemd, evenwel uitgezonderd de persoon, op wie bij die voorafgaande stemming het geringste aantal stemmen is uitgebracht. Is bij die voorafgaande stemming het geringste aantal stemmen op meer dan één persoon uitgebracht, dan wordt door loting uitgemaakt, op wie van die personen bij de nieuwe stemming geen stemmen meer kunnen worden uitgebracht. Ingeval bij een stemming tussen twee personen de stemmen staken, beslist het lot wie van beiden is gekozen.
  6. Indien de stemmen staken over een voorstel niet rakende verkiezing van personen, dan is het verworpen.
  7. Alle stemmingen geschieden mondeling, tenzij de voorzitter een schriftelijke stemming gewenst acht of één der stemgerechtigden zulks voor de stemming verlangt.
  8. Een eenstemmig besluit van alle stemgerechtigden, ook al zijn deze niet in een vergadering bijeen, heeft, mits met voorkennis van het bestuur genomen, dezelfde kracht als een besluit van de algemene ledenvergadering. Dit besluit kan ook schriftelijk tot stand komen.


ARTIKEL 21. BLJEENROEPING ALGEMENE LEDENVERGADERING

  1. De algemene ledenvergaderingen worden bijeengeroepen door het bestuur. De oproeping geschiedt schriftelijk per brief danwel —indien het desbetreffende lid daarmee instemt— langs de elektronische weg als bedoeld in artikel 2:41 Burgerlijk Wetboek aan een door hem daartoe aan de coöperatie bekend gemaakt adres volgens het ledenregister als bedoeld in artikel 4. De leden van de coöperatieraad die geen lid zijn worden op de hiervoor beschreven wijze opgeroepen aan het adres dat zij aan de coöperatie schriftelijk hebben medegedeeld. De termijn voor de oproeping bedraagt ten minste veertien dagen, de dag van de oproeping en die van de vergadering niet meegerekend.
  2. Bij de oproeping worden de te behandelen onderwerpen vermeld.


ARTIKEL 22. JAARVERSLAG – REKENING EN VERANTWOORDING

  1. Het boekjaar van de coöperatie is gelijk aan het kalenderjaar.
  2. Het bestuur is verplicht van de vermogenstoestand van de coöperatie en van alles betreffende de werkzaamheden van de coöperatie, naar de eisen die voortvloeien uit deze werkzaamheden, op zodanige wijze een administratie te voeren en de daartoe behorende boeken, bescheiden en andere gegevensdragers op zodanige wijze te bewaren, dat te allen tijde de rechten en verplichtingen van de coöperatie kunnen worden gekend.
  3. Jaarlijks binnen zes maanden na afloop van het boekjaar, maakt het bestuur een jaarrekening op en legt deze voor de leden ter inzage ten kantore van de coöperatie. Binnen deze termijn legt het bestuur ook het jaarverslag ter inzage voor de leden tenzij de artikelen 396 lid 6, eerste zin of 403 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek op de coöperatie van toepassing zijn. De coöperatieraad onderzoekt de jaarrekening en het jaarverslag en brengt tegelijk met de overlegging daarvan verslag uit van zijn bevindingen aan de algemene ledenvergadering. De jaarrekening wordt vastgesteld door de algemene ledenvergadering, in een vergadering uiterlijk te houden een maand na afloop van voormelde termijn.
  4. Wordt omtrent de getrouwheid van de stukken aan de algemene ledenvergadering niet overlegd een verklaring van een accountant als bedoeld in artikel 393 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek, dan benoemt de algemene ledenvergadering jaarlijks uit de leden een commissie van ten minste twee personen, die geen deel mogen uitmaken van het bestuur. De commissie onderzoekt de rekening en verantwoording van het bestuur en brengt aan de algemene ledenvergadering verslag van haar bevindingen uit.
  5. Vereist het onderzoek van de rekening en verantwoording bijzondere boekhoudkundige kennis, dan kan de commissie van onderzoek zich door een deskundige doen bijstaan. Het bestuur is verplicht aan de commissie alle door haar gewenste inlichtingen te verschaffen, haar desgewenst de kas en de waarden te vertonen en de boeken, bescheiden en andere gegevensdragers van de coöperatie voor raadpleging beschikbaar te stellen.
  6. De jaarrekening wordt ondertekend door alle bestuurders en alle leden van de coöperatieraad. Ontbreekt de ondertekening van één of meer hunner dan wordt daarvan onder opgave van de reden melding gemaakt.
  7. De jaarrekening, en voor zover daartoe de verplichting bestaat, en het jaarverslag, worden met de nodige bescheiden zoals bedoeld in artikel 392 lid 1 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek vanaf de dag van oproeping voor de algemene ledenvergadering bestemd tot het vaststellen van de jaarrekening tot de afloop der vergadering ten kantore van de coöperatie ter inzage neergelegd voor de leden. Zij kunnen daarvan kosteloos een afschrift verkrijgen. Indien en voor zover de wet dit vereist, is de coöperatie verplicht binnen acht dagen na vaststelling van de jaarrekening, tot publicatie daarvan bij het handelsregister.
  8. Het bestuur is verplicht de in de voorgaande leden bedoelde boeken, bescheiden en andere gegevensdragers gedurende de door de wet gestelde termijn te bewaren, voor zover de wet niet anders bepaalt. De op een gegevensdrager aangebrachte gegevens, uitgezonderd de op papier gestelde balans en staat van baten en lasten, kunnen op een andere gegevensdrager worden overgebracht en bewaard, mits de overbrenging geschiedt met juiste en volledige weergave der gegevens en deze gedurende de volledige bewaartijd beschikbaar zijn en binnen redelijke tijd leesbaar kunnen worden gemaakt.
  9. De jaarrekening wordt vastgesteld door de algemene ledenvergadering. Voorts besluit de algemene ledenvergadering omtrent décharge van het bestuur en de leden van de coöperatieraad, behoudens de wettelijke bepalingen.


ARTIKEL 23. WINSTVERDELING

  1. Ten aanzien van de blijkens de vastgestelde jaarrekening over het afgelopen boekjaar behaalde winst, geldt het volgende:
    1. De behaalde winst wordt primair toegevoegd aan een reserve die ten doel heeft de continuïteit van de onderneming van de coöperatie. In geval van beëindiging van participaties kan de daarvoor verschuldigde prijs door het bestuur ten laste van voormelde reserve worden gebracht.
    2. Daarnaast kan het bestuur onder goedkeuring van de algemene ledenvergadering, besluiten een deel van de winst te bestemmen als reservering voor nieuwe duurzame energieprojecten.
    3. Tot slot kan aan de leden over hun bezit aan participaties een percentage uitgekeerd worden, vast te stellen door het bestuur onder goedkeuring van de algemene ledenvergadering, over de nominale waarde van de participaties, hierna te noemen: dividend. Het bestuur kan ook besluiten om geen dividend uit te keren.
  2. Ten laste van de door de wet voorgeschreven reserves mag een tekort slechts worden teniet gedaan voor zover de wet dat toestaat.


ARTIKEL 24. STATUTEN WIJZIGING

  1. Wijziging van de statuten kan slechts plaatshebben door een besluit van de algemene ledenvergadering, waartoe is opgeroepen met de mededeling dat aldaar wijziging van de statuten zal worden voorgesteld.
  2. Zij, die de oproeping tot de algemene ledenvergadering ter behandeling van een voorstel tot statutenwijziging hebben gedaan, moeten ten minste vijf dagen voor de dag van de vergadering een afschrift van dat voorstel, waarin de voorgestelde wijziging woordelijk is opgenomen, op een daartoe geschikte plaats voor de leden ter inzage leggen tot na de afloop van de dag, waarop de vergadering werd gehouden.
  3. Een besluit tot statutenwijziging behoeft ten minste twee/derde van de uitgebrachte stemmen, in een vergadering waarin ten minste twee/derde van het aantal stemmen dat door de stemgerechtigden gezamenlijk kan worden uitgebracht aanwezig of vertegenwoordigd is. Is niet ten minste twee/derde van het hiervoor bedoelde aantal stemmen aanwezig of vertegenwoordigd dan wordt binnen vier weken daarna een tweede vergadering bijeengeroepen en gehouden, waarin over het voorstel zoals dat in de vorige vergadering aan de orde is geweest, ongeacht het aantal stemmen dat kan worden uitgebracht, kan worden besloten, mits met een meerderheid van ten minste twee/derde van de uitgebrachte stemmen.
  4. Een statutenwijziging treedt niet in werking dan nadat hiervan een notariële akte is opgemaakt. Tot het doen verlijden van de akte is ieder bestuurslid bevoegd.


ARTIKEL 25. ONTBINDING. AANSPRAKELIJKHEID

  1. De coöperatie kan worden ontbonden door een besluit van de algemene ledenvergadering. Het bepaalde in de leden 1, 2 en 3. van het voorgaande artikel is van overeenkomstige toepassing.
  2. Voor zover de rechter geen andere vereffenaars heeft benoemd, geschiedt de vereffening van het vermogen van de ontbonden coöperatie door de bestuurders.
  3. Hetgeen na de voldoening van de schuldeisers — waaronder de saldi van de kapitaalrekeningen van de kapitaalleden – is overgebleven van het vermogen van de ontbonden coöperatie vormt het restantsaldo. Het restantsaldo zal worden aangewend voor door de algemene ledenvergadering te bepalen doeleinden, die het meest met het doel van de coöperatie overeenstemmen.
  4. De boeken, bescheiden en andere gegevensdragers van de coöperatie moeten na afloop van de vereffening gedurende de daartoe door de wet gestelde termijn worden bewaard. Bewaarder is degene die door de vereffenaars als zodanig is aangewezen.
  5. Zij die bij de ontbinding leden van de coöperatie waren of de oud-leden van de cooperatie zijn niet aansprakelijk voor een tekort bij ontbinding van de coöperatie en zijn derhalve niet verplicht om bij ontbinding in een tekort bij te dragen.


ARTIKEL 26. REGLEMENTEN

  1. De algemene ledenvergadering kan een of meer reglementen vaststellen. De algemene ledenvergadering is te allen tijde bevoegd een reglement te wijzigen of op te heffen. Een reglement mag niet in strijd zijn met de wet, ook waar die geen dwingend recht bevat, noch met de statuten.